Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA1049

Datum uitspraak1999-10-20
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers99-1491
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE LEEUWARDEN Uitspraak: 20 oktober 1999 Rekestnummer: 99-1491 Zaaknummer: 36551 ECHTSCHEIDING C.A. BESCHIKKING van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, enkelvoudige familiekamer, in de zaak van: [verzoeker], wonende te [L], hierna ook te noemen de man, en [verweerster], wonende te [L], hierna ook te noemen de vrouw, procureur mr. E.W.A. Krantz-Cornelis PROCESGANG Verzoekers hebben de rechtbank gemeenschappelijk verzocht tussen hen de echtscheiding uit te spreken, en daarbij nevenvoorzieningen verzocht. RECHTSOVERWEGINGEN Gelet op de aanwezige bescheiden overweegt de rechtbank als volgt. Vast staat: verzoekers zijn met elkaar gehuwd op huwelijkse voorwaarden; zij oefenen het ouderlijk gezag uit over de in het verzoekschrift genoemde minderjarige; zij zijn Nederlanders; hun huwelijk is duurzaam ontwricht. Het verzoek tot echtscheiding is als op de wet gegrond toewijsbaar. De verzoeken: het door de man aan de vrouw tot levensonderhoud te betalen bedrag vast te stellen op ƒ 1725,= per maand; het door de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige te betalen bedrag vast te stellen op ƒ 250,= per maand; het door verzoekers ondertekende echtscheidingsconvenant op te nemen in deze beschikking; zijn eveneens als op de wet gegrond toewijsbaar. De rechtbank is verzocht een verblijfsregeling van de minderjarigen vast te stellen. De rechtbank zal dit verzoek, overeenkomstig haar richtlijnen om proceseconomische redenen, op de voet van artikel I:253a BW in behandeling nemen. Aangezien bedoeld verzoek door beide ouders gezamenlijk is gedaan is er geen sprake van een geschil als bedoeld in artikel I:253a BW. Gelet hierop zal dit verzoek als ongegrond worden afgewezen. Ten aanzien van het verzoek om met betrekking tot de levering van de onroerende zaak de uitspraak van de rechtbank in de plaats te laten treden van de notariële akte overweegt de rechtbank dat haar de middelen ontbreken om te beoordelen of dit verzoek toewijsbaar is. Zo is niet duidelijk of levering van de onroerende zaak kan plaatsvinden indien een hypothecaire inschrijving op de zaak rust; evenmin kan de rechtbank nagaan -en dat ligt ook niet op haar weg- of bijzondere bepalingen in de akte van levering, en dus in de uitspraak, zouden moeten worden opgenomen, zoals kettingbedingen, voorkeursrechten en erfdienstbaarheden. Het verdient dan ook verre de voorkeur dat de levering plaatsvindt via de normale weg van een notariële akte. Gesteld noch gebleken is dat dit bezwaarlijk zou zijn. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen. De rechtbank is verzocht te bepalen dat de ouders gezamenlijk belast blijven met de uitoefening van het gezag over de minderjarige. Gelet op de wet van 30 oktober 1997, Staatsblad 506, hoeft de rechtbank geen beslissing meer te nemen op dit verzoek; het gezamenlijk ouderlijk gezag blijft na ontbinding van het huwelijk van rechtswege in stand. De rechtbank zal dit verzoek niet-ontvankelijk verklaren. BESLISSING De rechtbank : spreekt tussen de echtgenoten, die op [1991] in de gemeente [L] met elkaar huwden, de echtscheiding uit; veroordeelt verzoekers, de één tegenover de ander, tot naleving van de door hen getroffen onderlinge regelingen, daaronder begrepen de nadere afspraken zoals in dit convenant zijn vastgelegd onder punt 2.2 tot en met 2.4, zoals opgenomen in het door hen ondertekende convenant dat in door de griffier gewaarmerkte fotokopie aan deze beschikking is gehecht en daarvan deel uitmaakt; verklaart niet-ontvankelijk het verzoek strekkende tot vaststelling dat verzoekers gezamenlijk belast zullen worden met het ouderlijk gezag; bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van de dag van inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [R], geboren [1995] in de gemeente [L], telkens bij vooruitbetaling zal uitkeren ƒ 250,= (tweehonderdvijftig gulden) per maand, vermeerderd met het bedrag van iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten en/of regelingen ten behoeve van deze minderjarige kan of zal worden verleend; veroordeelt de man vanaf de dag van inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw tot levensonderhoud uit te keren een bedrag van ƒ 1725,= (eenduizendzevenhonderdvijfentwintig gulden) per maand; veroordeelt de man in de kosten op de tenuitvoerlegging gevallen, voor zover deze door hem zijn veroorzaakt; verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad, behoudens ten aanzien van de echtscheiding; wijst af het meer of anders verzochte. Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. J.D.S.L. Bosch, lid van voormelde kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 oktober 1999, in tegenwoordigheid van de griffier. c:20